Bocxstaele

<<< Vorige bijdrage

In 1978 verscheen het artikel “Wachtebeke in de tijd der grote ontginningen” in het tijdschrift “Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent” door de auteur Jan Van Bocxstaele.

Hij brengt in kaart hoe Wachtebeke (en Moerbeke) vanaf de twaalfde en dertiende eeuw volledig werden opgedeeld tussen verschilende abdijen om ontgonnen te worden, vooral voor turf.

Al op de eerste pagina (p79) vinden we iets interessants terug, namelijk dat de Zwarte Gracht vroeger de gemeentegrens was tussen Wachtebeke en Mendonk, voor die grens – in 1964 – hertekend werd.

Even verder op pagina 3 (p81) wordt een verslag uit 1452 aangehaald. Filips de Goede is in oorlog met Gent, heeft net Axel in brand gestoken en wil in Wachtebeke zuidwaarts trekken maar wordt gehinderd door de rivier de Drome (de Durme dus) en de omliggende moerassen. Is dit de laatste vermelding van de Durmenaam in het gebied tussen Mendonk en Zwaanaarde, of ging het toch om het stuk ter hoogte of ten westen van Mendonk?

Verder in het artikel worden de domeinen van alle abdijen besproken. Op pagina 7 (p85) begint de beschrijving van de Sint-Baafsabdij. Dit stuk bevat grofweg dezelfde informatie als bij A. Verhulst maar is uitvoeriger in zijn beschrijvingen en zijn bronnen.

Zo wordt er vermeld dat reeds in 1213 de Sint-Baafsabdij 50 bunders bezat te Oostdonk. Daarna worden ook de 5 extra bunders onlende met kapel uit 1236 vermeld (zie ook Verhulst). En daarna wordt er zeer uitgebreid ingegaan op de verkoop van 1240, met zowel de Latijnse als de Middelnederlandse tekst als bron. Bij de westelijke afbakening situeert Bocxstaele Ter Licht helemaal anders dan Verhulst (die het ten westen van Mendonk plaatste). Hier verwijst de auteur naar een geschil uit 1567 dat toelaat om Ter Licht beter te localiseren, namelijk in de buurt van de huidige Stenenbrug. De Noordlede wordt oost-west geplaatst en blijkbaar was de veevoorde op de Wachtebeekse dam in die tijd nog zichtbaar.

Ook hier wordt vermeld dat de oorspronkelijke opmeting van 990 bunder foutief blijkt en dat de verkoop wordt veranderd naar 1152 bunder waarbij het stuk tussen de Zuidlede en de “nieuw gedolven gracht” 137 bunder uitmaakt en het stuk “dat Durme genoemd wordt” 15 bunder bedraagt. De locatie van dit Durme-stuk wordt echter nergens accuraat beschreven.

De rest van het hoofdstuk over de Sint-Baafsabdij beschrijft stukken moer die ook tot het abdijdomein behoren. Deze liggen allen ten noorden van de huidige Moervaart.

In het artikel staat ook onderstaande kaart waarbij het moergebied van Wachteke en Moerbeke wordt getoond en de gronden van elke abdij. Aangezien dit gebied in het zuiden grenst aan de Onlende, wil ik het jullie niet onthouden.

Groter formaat van de kaart vind je hier.

Niet gerelateerd, maar wetenswaardig is de paragraaf op p24 (pagina 98) rond een conflicht tussen de monniken van Sint-Pieters en de zusters van de Bijloke. Bij het innen van de tienden in het jaar 1327 is het blijkbaar tot een gewelddadig treffen gekomen tussen de monniken en de zusters met bloedvergieten en verkrachting tot gevolg. Ook de uitgesproken straffen in de daaropvolgende rechtszaak worden vermeld.

Van dit artikel nemen we vooral de volgende zaken mee:

  • de specifiekere lokalisering van domein Ter Licht
  • de specifiekere lokalisering van Veevoorde
  • wat extra info over de Noordlede
  • de Zwarte gracht als gemeentegrens

Verhulst

<<< Vorige bijdrage

De volgende auteur die me iets bijleerde over de geschiedenis van de Durme en meer bepaald over het stuk in de Moervaartdepressie is Adriaan Verhulst.

In een uiterst lijvig werk: De Sint-Baafsabdij te Gent en haar grondbezit (VIIe-XIVe eeuw) beschrijft hij hoe de Sint-Baafsabdij ontstond en haar grondbezit langzaam uitbreidde.

In het onderzoek voor dit boek moet Verhulst maandenlang boven oude documenten van de beide Gentse abdijen gehangen hebben. Interessante hoofdstukken zijn de duistere periode net na de inval van de Noormannen en de tweestrijd tussen de abdijen van Sint-Baafs en Sint-Pieters in de periode daarna.

Vier stukken uit het boek leren ons iets meer over de geschiedenis van de Durme.

Een eerste stukje (p134-136) behandelt de grenzen van het kerngebied van de abdij. De abdij zelf lag aan de huidige Portus Ganda te Gent met haar kerngebied uitstrekkend naar het oosten en noordoosten. Een belangrijk onderdeel was Slote, het huidige Slotendries te Oostakker, maar het gebied strekte zich uit tot in het huidige Zeveneken in het oosten. Specifiek wordt hier beschreven hoe Mendonk reeds voor de Xe eeuw maar waarschijnlijk reeds in de VIIe eeuw tot de abdij behoorde, meer bepaald een bidplaats en enkele gronden. De auteur vermeldt dat toen reeds de Durme (hij bedoelt de huidige Zuidlede) de noordgrens van het abdijgebied uitmaakte.

Pdf vind je hier.

Een tweede stuk gaat dieper in op de bezittingen van de abdij te Mendonk. Naast Mendonk worden ook Desteldonk, Sprendonk en Doornzele genoemd. In de woorden van de auteur:

“Op Doornzele na [] worden hier [] een aantal plaatsen genoemd die alle langsheen de O.-oever van de vroegere Durme waren gelegen, ten N. van Slote. Het is opvallend dat het alle drie -donknamen zijn, d.w.z. plaatsen op een zandige opduiking in moerassig terrein, hetgeen door hun ligging langsheen de lage Durme-oevers verklaard wordt. Men kan uit deze gegevens reeds afleiden dat de abdijbezittingen in de Xe eeuw zich in een langwerpige strook langsheen de Durme in N.-richting moeten uitgestrekt hebben zonder diep in het binnenland door te dringen.”

En wat verder:

“Het abdijbezit te Mendonk bestond tot in de XIIIe eeuw overwegend uit bossen, die waarschijnlijk ten O. en ten Z. van het huidige dorp gelegen waren. Hierop wijzen de talrijke vermeldingen van forestarii en venatores aldaar, en verder de aanwezigheid van bossen en wastinae te Oostdonk, waarschijnlijk gelegen ten N.-O. van Mendonk.” [ ] “Voor het overige bestonden de bezittingen der abdij te Mendonk in de Xe-XIe eeuw waarschijnlijk uit weidegronden langsheen De Durme, die vanuit de abdijhoeve door de famuli werden uitgebaat.”

[forestarii: boswachters / venatores: jagers / famuli: horigen]

Pdf vind je hier.

Een derde stuk uit het boek gaat over het abdijdomein ten N.-O. van Gent. Blijkbaar werd Zaffelare dat ooit tot het domein van Sint-Baafs behoorde later overgedragen aan de Sint-Pietersabdij. De huidige Zuidlede vormt de grens tussen beide domeinen. Onduidelijk is of de Zuidlede ook verder oostwaarts een parochie- of domeingrens vormde.

Interessant om te lezen is dat de auteur – in tegenstelling tot De Vos – de oude Durme laat samenvallen met de huidige Zuidlede. Hierop komen we later terug.

Met de woorden van de auteur: “De grens van de parochie [nvdr. de Heilige-Kerstparochie] viel daar blijkbaar toen reeds samen met de domeingrens, die gevormd werd door de vroegere Durme, d.i. de tegenwoordige Zuidlede. Merkwaardig is het dat zij eveneens de grens was tussen de pagus Gandensis en de pagus Waas. Vooraleer het “silva Odevelde sive Mentocht” uit de H. Kerstparochie werd geëximeerd (XIIIe eeuw), volgde de parochiegrens de Durme ook in O. richting voorbij Mendonk. Of zij hier ook de domeingrens was konden wij niet met zekerheid vaststellen.”

Pdf vind je hier.

Maar het vierde stuk is ongetwijfeld het meest interessante. Gravin van Vlaanderen Johanna van Constantinopel schonk in 1236 het volgende aan de abdij: een plaats geheten Hodonc met een kapel en vijf bunders onlende grenzend aan die genoemde plaats. Het blijkt om het latere Oostdonk te gaan, ten oosten van Mendonk. Onlende of on-land is de term die o.a. gebruikt wordt voor het onbruikbare land tussen de huidige Zuidlede en de huidige Moervaart, grofweg dus de gehele Moervaartdepressie.

In 1240 verkopen graaf Thomas en gravin Johanna de rest van de “onlende” aan de Sint-Baafsabdij. Doordat deze transactie in latere jaren meermaals wordt betwist zijn er vele geschriften over bewaard. In het oosten grenst het gebied aan de onlende van de abdij van Boudelo. Dit is een strook ten westen van het huidige stuk Moervaart dat van klein-Sinaai zuidwaarts loopt. In het westen grenst het gebied aan het allodium (eigengoed) van Sint-Baafs dat ook Licht genoemd wordt (de locatie is ietwat omstreden, zie verder). In het noorden komt het gebied tot over de Noordlede, bij de plaats Veevoorde en wordt het begrensd door het moer van Kalve dat zich uitstrekt tot Boudelo. De zuidgrens van het domein wordt heel vaag aangegeven als “tot aan de gronden van Raas van Gavere die zich uitstrekken naar Eksaarde”.

In latere disputen worden de grenzen van het gebied nauwkeuriger omschreven. Een oorkonde uit 1241 vermeldt “inter Licht en Coudenborne, et Vevorde et viam de More et Exarde et Raveghendonc, per medium Lede, usque ad Onlende domini Rassonis”. Dus ter Licht in het ZW, Coudenborne in het NO, Vevorde in het NW, en Eksaarde en Ravendonk in het ZO. In het zuiden de (Zuid)Lede tot aan de onlende van Raas van Gavere.

Zowel Veevoorde als Ravendonk kunnen vandaag niet meer gelocaliseerd worden.

Al na een jaar wordt de abdij ervan beticht om meer grond te hebben ingenomen dan afgesproken. Na een nieuwe opmeting (die 162 bunders meer uitkomt) en een financiële schikking mag de abdij de grond houden. Een deel ervan was reeds omgracht door een nieuwe gracht en grenzend aan de Zuidlede. Dit blijkt het stuk tussen de Onlendegracht en de Zuidlede te zijn op het huidige grondgebied van Moerbeke. Ook een tweede stuk, “Durme” geheten, maakte deel uit van de betwisting. Dit stuk wordt door verschillende auteurs op verschillende locaties geplaatst. Hierop komen we later ook terug.

Pdf vind je hier.

In de bovenstaande beschrijvingen worden dus 3 waterlopen genoemd die echter alledrie een andere beschrijving meekrijgen:

  • de Lede of Zuidlede wordt “fluvius” genoemd
  • de Durme wordt “terra” genoemd, mogelijks gaat hier dus over meersgrond ipv een waterloop
  • de Noordlede wordt “aqueductum” genoemd, wat eerder op een gegraven waterloop zou wijzen

Wat wel onmiddellijk opvalt is dat de Durme niet expliciet genoemd wordt bij het beschrijven van de grensbepaling van de Onlende terwijl die uit een tekst die amper 25 jaar ouder is (de oorkonde uit 1218 die de stichting van de Boudelo-abij beschrijft) wel expliciet vermeld staat.

Een tweede te vermelden zaak is de expliciete verwijzing dat de abdij nu grond bezit te noorden van de Noordlede. Dit kan een verwijzing zijn naar de Noordlede (of Durme?) als voormalige grens van het abdijdomein.

Volgende bijdrage >>>

Achiel De Vos, Moervaartdepressie

<<< Vorige bijdrage

Historicus Achiel De Vos haalt oude tekstfragmenten aan die aantonen dat ook voor dit stuk van de Durme (het stuk tussen Mendonk en Daknam) die naam de historische naam is voor de rivier. Veel moeilijker echter is om uit te maken of het dan om de huidige Moervaart of om de huidige Zuidlede gaat.

Een belangrijke vermelding is die rond de oprichting van de Boudelo-abdij. Volgens een tekst uit 1218 kreeg de abdij (tot dat moment in Koudenborm, nu Moerbeke-Waas, gelegen) een groot stuk grond “in loco qui vocatur tonghert super dormam” (op een plaats die Tonghert heet, bij de Durme). De plaatsnaam Tonghert is verdwenen maar de abdij lag te Klein-Sinaai niet ver van de huidige Moervaart.

Mogelijks daardoor vereenzelvigt De Vos de Moervaart dan ook met de historische Durme. In zijn woorden: “De noordelijke arm werd dan de Noordlede of eigenlijke Durme, later Moervaart, de zuidelijke arm de Zuidlede. Tussen de twee armen bevond zicb een laaggelegen, moerassig eiland.

Een argument tegen de vereenzelviging van de Zuidlede met de Durme is een tekstfragment uit de XIVe eeuw: “west van den damme tSaffelaer tusschen de Dorme ende der Zuutleden“, dat hij ook aanhaalt.

Latere historici zullen aantonen dat het huidige stuk Moervaart tussen Ter West en Koudenborm slechts in 1637 gegraven werd en dus niet kan overeenkomen met de historische Durme.

Het boek van De Vos vind je hier als pdf.

Achiel De Vos

<<< Vorige bijdrage

Het eerste boek dat ik onder handen kreeg waarin veel nuttige weetjes over de Durme terug te vinden zijn, is er een van de Evergemse historicus Achiel De Vos: “De middeleeuwse loop van de Durme en haar bijrivier de Poeke.

Een pdf vind je hier.

Vooral gebaseerd op plaatsnamen en oude teksten reconstrueert hij de loop van de Durme en de Poeke (een bijrivier die in Vinderhoute in de Durme stroomde). Ook gaat hij dieper in op de naamsverandering van Durme en Poeke naar Kale en verwante benamingen voor bepaalde onderdelen van beide rivieren.

Het boek bevat ook een fantastische (met de hand getekende) kaart die ik je niet wil ontzeggen.

Een versie in groter formaat vind je hier.

Doordat de Poeke ongeveer 40m boven zeeniveau ontspringt en ze is gespaard gebleven van kanalisatie is die rivier gemakkelijk terug te vinden in het landschap. Voor de noordelijke loop – waarvan De Vos aantoont dat die oorspronkelijk Durme genoemd werd – is dat heel wat lastiger. Door de zoektocht van de Bruggelingen naar extra water om hun stad te voorzien, is deze rivier al snel ingekort en de bovenlopen afgeleid naar de Reie of Zuidleie. Ook was de Durme de inzet van enkele stevige schermutselingen tussen beide steden.

De meeste westelijke vindplaats van een Durmenaam vond De Vos terug in Aalter. Vanaf daar tot in Rodenhuize (in de Gentse kanaalzone) is de oorspronkelijke loop grotendeels verdwenen in de Brugse Vaart (kanaal Gent-Oostende), de Ringvaart en het kanaal Gent-Terneuzen. Pas ten oosten van de Kennedybaan herken je er terug een rivier in, vandaag de Moervaart genoemd.

Daarna passeert de rivier in Mendonk. De oudste vermelding van de Durme (in een tekst uit 694) is in combinatie met de naam van dit dorp (indertijd Medmedung) geheten. Onmiddellijk ten oosten van Mendonk splitst de Durme zich in tweeën (hierop komen we later terug) in de noordelijke Moervaart en de Zuidlede. Vandaag vinden die elkaar terug in Daknam ter hoogte van Spletteren om daarna nog een 20km – eindelijk als Durme – verder te stromen alvorens in de Schelde uit te monden te Tielrode.

Verdwenen rivier

Verdwenen rivier

Op de lagere school leerden we dat de Durme (die slechts enkele honderden meter verder lag) ontstaat te Daknam uit de samenvloeiing van de Moervaart en de Zuidlede.

Later, toen ik oud genoeg was om lange kajaktochten te maken, ontdekte ik echter dat die 2 rivieren in Mendonk terug samenvloeien om daar als Moervaart verder te lopen.

Hoe zat dat dan met die Durme? Waar lag de bron? Wat is de oorsponkelijke loop? En waarom verandert deze rivier zo graag van naam? Welke rivier splitst zich op om daarna terug samen te komen?

Vragen waarop geen eenvoudig antwoord bleek te zijn.

De wikipediapagina geeft een mooie samenvatting van de geschiedenis.

In komende blogposts bespreek ik enkele boeken en andere bronnen die meer licht werpen op de vraag waar de Durme naartoe is.