<<< Vorige bijdrage
De volgende auteur die me iets bijleerde over de geschiedenis van de Durme en meer bepaald over het stuk in de Moervaartdepressie is Adriaan Verhulst.
In een uiterst lijvig werk: De Sint-Baafsabdij te Gent en haar grondbezit (VIIe-XIVe eeuw) beschrijft hij hoe de Sint-Baafsabdij ontstond en haar grondbezit langzaam uitbreidde.
In het onderzoek voor dit boek moet Verhulst maandenlang boven oude documenten van de beide Gentse abdijen gehangen hebben. Interessante hoofdstukken zijn de duistere periode net na de inval van de Noormannen en de tweestrijd tussen de abdijen van Sint-Baafs en Sint-Pieters in de periode daarna.
Vier stukken uit het boek leren ons iets meer over de geschiedenis van de Durme.
Een eerste stukje (p134-136) behandelt de grenzen van het kerngebied van de abdij. De abdij zelf lag aan de huidige Portus Ganda te Gent met haar kerngebied uitstrekkend naar het oosten en noordoosten. Een belangrijk onderdeel was Slote, het huidige Slotendries te Oostakker, maar het gebied strekte zich uit tot in het huidige Zeveneken in het oosten. Specifiek wordt hier beschreven hoe Mendonk reeds voor de Xe eeuw maar waarschijnlijk reeds in de VIIe eeuw tot de abdij behoorde, meer bepaald een bidplaats en enkele gronden. De auteur vermeldt dat toen reeds de Durme (hij bedoelt de huidige Zuidlede) de noordgrens van het abdijgebied uitmaakte.
Pdf vind je hier.
Een tweede stuk gaat dieper in op de bezittingen van de abdij te Mendonk. Naast Mendonk worden ook Desteldonk, Sprendonk en Doornzele genoemd. In de woorden van de auteur:
“Op Doornzele na [] worden hier [] een aantal plaatsen genoemd die alle langsheen de O.-oever van de vroegere Durme waren gelegen, ten N. van Slote. Het is opvallend dat het alle drie -donknamen zijn, d.w.z. plaatsen op een zandige opduiking in moerassig terrein, hetgeen door hun ligging langsheen de lage Durme-oevers verklaard wordt. Men kan uit deze gegevens reeds afleiden dat de abdijbezittingen in de Xe eeuw zich in een langwerpige strook langsheen de Durme in N.-richting moeten uitgestrekt hebben zonder diep in het binnenland door te dringen.”
En wat verder:
“Het abdijbezit te Mendonk bestond tot in de XIIIe eeuw overwegend uit bossen, die waarschijnlijk ten O. en ten Z. van het huidige dorp gelegen waren. Hierop wijzen de talrijke vermeldingen van forestarii en venatores aldaar, en verder de aanwezigheid van bossen en wastinae te Oostdonk, waarschijnlijk gelegen ten N.-O. van Mendonk.” [ ] “Voor het overige bestonden de bezittingen der abdij te Mendonk in de Xe-XIe eeuw waarschijnlijk uit weidegronden langsheen De Durme, die vanuit de abdijhoeve door de famuli werden uitgebaat.”
[forestarii: boswachters / venatores: jagers / famuli: horigen]
Pdf vind je hier.
Een derde stuk uit het boek gaat over het abdijdomein ten N.-O. van Gent. Blijkbaar werd Zaffelare dat ooit tot het domein van Sint-Baafs behoorde later overgedragen aan de Sint-Pietersabdij. De huidige Zuidlede vormt de grens tussen beide domeinen. Onduidelijk is of de Zuidlede ook verder oostwaarts een parochie- of domeingrens vormde.
Interessant om te lezen is dat de auteur – in tegenstelling tot De Vos – de oude Durme laat samenvallen met de huidige Zuidlede. Hierop komen we later terug.
Met de woorden van de auteur: “De grens van de parochie [nvdr. de Heilige-Kerstparochie] viel daar blijkbaar toen reeds samen met de domeingrens, die gevormd werd door de vroegere Durme, d.i. de tegenwoordige Zuidlede. Merkwaardig is het dat zij eveneens de grens was tussen de pagus Gandensis en de pagus Waas. Vooraleer het “silva Odevelde sive Mentocht” uit de H. Kerstparochie werd geëximeerd (XIIIe eeuw), volgde de parochiegrens de Durme ook in O. richting voorbij Mendonk. Of zij hier ook de domeingrens was konden wij niet met zekerheid vaststellen.”
Pdf vind je hier.
Maar het vierde stuk is ongetwijfeld het meest interessante. Gravin van Vlaanderen Johanna van Constantinopel schonk in 1236 het volgende aan de abdij: een plaats geheten Hodonc met een kapel en vijf bunders onlende grenzend aan die genoemde plaats. Het blijkt om het latere Oostdonk te gaan, ten oosten van Mendonk. Onlende of on-land is de term die o.a. gebruikt wordt voor het onbruikbare land tussen de huidige Zuidlede en de huidige Moervaart, grofweg dus de gehele Moervaartdepressie.
In 1240 verkopen graaf Thomas en gravin Johanna de rest van de “onlende” aan de Sint-Baafsabdij. Doordat deze transactie in latere jaren meermaals wordt betwist zijn er vele geschriften over bewaard. In het oosten grenst het gebied aan de onlende van de abdij van Boudelo. Dit is een strook ten westen van het huidige stuk Moervaart dat van klein-Sinaai zuidwaarts loopt. In het westen grenst het gebied aan het allodium (eigengoed) van Sint-Baafs dat ook Licht genoemd wordt (de locatie is ietwat omstreden, zie verder). In het noorden komt het gebied tot over de Noordlede, bij de plaats Veevoorde en wordt het begrensd door het moer van Kalve dat zich uitstrekt tot Boudelo. De zuidgrens van het domein wordt heel vaag aangegeven als “tot aan de gronden van Raas van Gavere die zich uitstrekken naar Eksaarde”.
In latere disputen worden de grenzen van het gebied nauwkeuriger omschreven. Een oorkonde uit 1241 vermeldt “inter Licht en Coudenborne, et Vevorde et viam de More et Exarde et Raveghendonc, per medium Lede, usque ad Onlende domini Rassonis”. Dus ter Licht in het ZW, Coudenborne in het NO, Vevorde in het NW, en Eksaarde en Ravendonk in het ZO. In het zuiden de (Zuid)Lede tot aan de onlende van Raas van Gavere.
Zowel Veevoorde als Ravendonk kunnen vandaag niet meer gelocaliseerd worden.
Al na een jaar wordt de abdij ervan beticht om meer grond te hebben ingenomen dan afgesproken. Na een nieuwe opmeting (die 162 bunders meer uitkomt) en een financiële schikking mag de abdij de grond houden. Een deel ervan was reeds omgracht door een nieuwe gracht en grenzend aan de Zuidlede. Dit blijkt het stuk tussen de Onlendegracht en de Zuidlede te zijn op het huidige grondgebied van Moerbeke. Ook een tweede stuk, “Durme” geheten, maakte deel uit van de betwisting. Dit stuk wordt door verschillende auteurs op verschillende locaties geplaatst. Hierop komen we later ook terug.
Pdf vind je hier.
In de bovenstaande beschrijvingen worden dus 3 waterlopen genoemd die echter alledrie een andere beschrijving meekrijgen:
- de Lede of Zuidlede wordt “fluvius” genoemd
- de Durme wordt “terra” genoemd, mogelijks gaat hier dus over meersgrond ipv een waterloop
- de Noordlede wordt “aqueductum” genoemd, wat eerder op een gegraven waterloop zou wijzen
Wat wel onmiddellijk opvalt is dat de Durme niet expliciet genoemd wordt bij het beschrijven van de grensbepaling van de Onlende terwijl die uit een tekst die amper 25 jaar ouder is (de oorkonde uit 1218 die de stichting van de Boudelo-abij beschrijft) wel expliciet vermeld staat.
Een tweede te vermelden zaak is de expliciete verwijzing dat de abdij nu grond bezit te noorden van de Noordlede. Dit kan een verwijzing zijn naar de Noordlede (of Durme?) als voormalige grens van het abdijdomein.
Volgende bijdrage >>>